5 december 2015
R. kwam voor de meditatie. Erg veel tekst, ik heb het niet veel ingekort omdat ik het zo mooi vind.
R. was al in het wit gekleed en stond niet op het strand maar bij een rots. De lucht was blauw met paarse wolken en er waren heel veel vogels die richting zee vlogen. Ze loopt richting het strand en ziet in de verte twee figuurtjes aankomen. Nu zie ik een lange baard en een stok, zei R., één van de twee is Mozes en ze geeft hen een knuffel. Is dit uw zoon? vraagt ze Mozes en ze krijgt als antwoord: Het is iedereen zijn zoon. R. zegt mij: Het is alsof het Jezus het is van een jaar of zes. Mozes zegt tegen R.: Kom je gauw een keer bij ons eten? Want wij gaan nu die kant op.
Ik vraag R. of die vogels er nog zijn en ze zegt: Het zijn er wel miljoenen die één richting op vliegen. Ik vraag haar of er ook een adelaar tussen vliegt en ze zegt dat die op het eind vliegt. Ik vraag haar de adelaar dichtbij te halen en ze moet lachen en zegt: Ik heb hem al geknuffeld en nu mag ik bovenop hem. Hij vraagt aan R. waar ze heen gaan en R. zegt: The Grand Canyon. Nu moet ik lachen en zeg dat het normaal gesproken andersom is, dus ik vraag haar aan de adelaar te vragen of hij haar iets wilt laten zien en ze kreeg als antwoord: Maar je hebt alles al gezien.
Maar dan vliegen ze toch weg en R. ziet het prachtige koraal onder water, twee dolfijnen zegt ze en ze trekken haar mee, dan zegt ze: Ohh....vind je het erg als ik zelf ook even een dolfijn wordt? En ze maakt geluiden dat ze het ook echt beleeft. Dan ziet ze walvissen en ze zeggen haar dat ze nog niet weten of ze kunnen blijven. R. zegt: Wat is nou een oceaan zonder walvis?! Dan vraagt ze: Als ik nou bovenop je ga, spuit je me dan met het water omhoog? (Leuk voor mij te horen hoe ze het ook echt beleeft) Toen ze omhoog gespoten werd zag ze ineens een eenhoorn met gouden vleugels en ze zegt: Ik zit erop, we gaan het heelal in, eerst naar de maan, maar dan zegt ze: Dan kunnen we toch net zo goed meteen naar de zon gaan? Ze ziet twee zonnen en de violette zon schijnt achter de aardse zon. Nu zit ik in de zon en iemand komt me halen, het is lekker warm. Ik vraag of ze zelf ook Licht uitstraalt, dan zegt ze: Ik BEN Licht.
Violet Licht met gouden randen.
Dan ziet ze een kloof en zegt: Ik spring gewoon in het diepe, en ze springt....ineens ziet ze boven aan de rand iemand staan en ze zegt: Ik ken hem! Het is mijn tweelingstraal, die durft nog niet te springen.
Beneden vangt een rode draak met goud haar op, hij zegt haar dat ze in zijn mond moet lopen en ze zegt: Steek je tong dan maar uit jongen. Het lijkt een tunnel en aan het eind is gewoon een lampje, een grot zegt ze, een liefdesgrot.
Daar is de verlichte stad, grappig zegt R. Ze zwaaien en ik zwaai terug en ik huppel het pad naar beneden toe, het is het Elfenrijk, gouden koepeltjes met puntjes eraan, zegt ze. Ze verwachten me, de tafel is al gedekt. De vruchten zijn wel héél anders, doorzichtiger. Vlees hebben ze niet. Chocolade is er ook en ze zeggen dat je er daarom bij ons op aarde zo gelukkig van chocolade wordt, vertelt R. mij. De elfjes zijn niet te tellen, net zoals de engelen ook niet te tellen zijn.
Nu kom ik weer bij de draak uit, zegt R. en vraagt hem: Mag ik op je rug jongen? Dan hoort ze: Ik ben een meisje! R. zegt sorry.
Dan ziet ze haar tweelingstraal weer en vraagt hem: Wat doe je hier? Hij zegt: Ik sta te kijken hoe diep het hier is en hoe kom je hier nou uit? R. zegt: Als ik nou spring, spring jij dan ook? Je wordt altijd opgevangen, we gaan......joehoeeee. Ja, het gaat altijd zo....
60 jaar na Christus werd ik voor de leeuwen geworpen en ik werd door Christus opgevangen, in deze tijd zouden ze zeggen een hartaanval, zegt R.
Jij mag zeggen waar we heen gaan, zegt ze tegen haar straal en hij zei: Egypte, de Farao tijd. Ze lopen een piramide binnen en R. zegt dat ze er nog mee bezig zijn en ze ziet slavernij en voelt zich er niet lekker.
Ik vind het naar hier, zegt ze, kolossaal, maar niet liefdevol, gauw weg hier! Ze ziet twee adelaars en zegt: Het is koud en kil hier, laten we maar de goede kant op opgaan, naar de zon.
Vanaf hier fluistert R. héél erg zacht en ik moet keer op keer het geluidsfragment terug luisteren om te horen wat ze precies zegt.
Zullen we hier even gaan zitten, dan kun je zien wie er allemaal met je mee loopt, de gidsen, de engelen, de Opgestegen Meesters en de Hoogste Schepper. We hoeven helemaal niet op de Himalaya te zitten, we kunnen zo rechtstreeks naar de Hoogste Schepper om een knuffel te gaan geven. We hoeven ook geen trappen op, want dat dacht ik vroeger altijd. Phieuw.....zegt ze en voor mij voelt het aan alsof ze die zucht nodig heeft om weer verder te gaan.
Dag Hoogste Schepper, ik kom alleen maar even een knuffel geven, nee...ik kom nou geen vraag stellen, ik kom niet om te leren want ik weet het. Ik ben U en U bent in mij, wat ik wil zal geschieden, dank U wel. Ik wil ik nog even dank U wel zeggen voor het goede Licht. Oh ja, dit is mijn tweede helft, sorry en lacht hard.
Ja, diegene die met de mond open staat. Ja, geef maar een knuffel, energie knuffelt energie. Zullen we gaan? Oh, we gaan ook nog even de Opgestegen Meesters knuffelen, het zijn er wel veel, maar als je je armen héél ver uitreikt, dan kun je ze allemaal knuffelen, in de kring staan en dan knuffelen jullie ons? Oké.
Zullen we een wens uitspreken? zegt R. dan, dat iedereen hier op aarde de blauwdrukken zo snel mogelijk weten en wakker worden, zodat ze weten wat ze hier komen doen, het is al in werking gesteld natuurlijk, maar dat het nóg sneller gaat.
En nu....7e dimensie kunnen we ook nog heen gaan of de 9e kan ook nog, dan kunnen we zien waar de aarde naar toe gaat. Andere planeten van dualiteit? Nou, daar heb ik eigenlijk geen zin in, misschien kunnen we er overheen vliegen? Je zit op mijn adelaar gekkie, zegt R. tegen haar straal, even ruilen en lacht er hard om.
Zijn er zoveel beschadigd op aarde? Komen deze ook nog aan bod om in het paradijs te komen? zegt R. Degene die op aarde geen plek meer hebben om hun stuk af te maken die komen op deze planeet, het zijn parallelle werelden. Abigails die het allemaal in één keer willen leren, poeh poeh oké, ik begrijp het en R. zucht nu....ik vind het niet leuk maar.... Wat een verwoesting en ellende zeg poeh poeh en dan hebben ze er ook nog zelf voor gekozen. Iedere keer als we thuis komen dan zeggen we, we gaan niet meer, dan slaan we elkaar op de schouder en zeggen we: Wat hebben we toch een verdriet gehad en wat hebben we er toch weer een rotzooi van gemaakt. Ik ga niet meer of de volgende keer doe ik het anders en dan gaan we toch weer omdat we zo van de aarde houden. De aarde is zó ontzettend mooi. Het grootste gedeelte van de aarde is natuur, waar we een deel van zijn. We verbinden ons met de ziel van de aarde, in het hart van de aarde, zegt R.
Dan zegt ze: We vliegen nog even over de rotsen hier, maar aan deze kant is geen leven. Het is één van de dertien planeten van de dualiteit.
Ze zucht en zegt weer: Phieuw.....let's go into the Light, to eternity.....phieuw. Ik ben in mijn eigen energie gebleven, dat is toch wel erg goed, zegt ze.
Dan lacht ze hard. Hij is een beetje aangedaan, mijn tweelingstraal. Hij wil naar huis en gaat met zijn adelaar.
Ik ga op een topje van een berg zitten, want ik zie alles. Ik vind het fijn dat we vrede gezet hebben op dingen wat onverteerbaar is op de aarde. Dan hoort R. dat ze even naar haar darmen gaan er zijn nog wat aanpassingen en ze zegt: Ik praat altijd met je, dat klopt.
Dan vraagt ze: Kun je alles aanpassen alsof ik weer 36 ben? Dat kan.
Zo, we gaan weer terug naar het strand, naar de zon, zegt ze. De zon is liefde.....wauw, dat zijn de kleuren van mijn doeken en ze voelt de onvoorwaardelijke liefde.
Tot slot zegt R.: Het is maar een spel, het spel der spellen. De tijd van het ego is voorbij en het tijdperk van het hart en de ziel is begonnen
En dan haal ik haar terug in het hier en het nu.
R. kwam voor de meditatie. Erg veel tekst, ik heb het niet veel ingekort omdat ik het zo mooi vind.
R. was al in het wit gekleed en stond niet op het strand maar bij een rots. De lucht was blauw met paarse wolken en er waren heel veel vogels die richting zee vlogen. Ze loopt richting het strand en ziet in de verte twee figuurtjes aankomen. Nu zie ik een lange baard en een stok, zei R., één van de twee is Mozes en ze geeft hen een knuffel. Is dit uw zoon? vraagt ze Mozes en ze krijgt als antwoord: Het is iedereen zijn zoon. R. zegt mij: Het is alsof het Jezus het is van een jaar of zes. Mozes zegt tegen R.: Kom je gauw een keer bij ons eten? Want wij gaan nu die kant op.
Ik vraag R. of die vogels er nog zijn en ze zegt: Het zijn er wel miljoenen die één richting op vliegen. Ik vraag haar of er ook een adelaar tussen vliegt en ze zegt dat die op het eind vliegt. Ik vraag haar de adelaar dichtbij te halen en ze moet lachen en zegt: Ik heb hem al geknuffeld en nu mag ik bovenop hem. Hij vraagt aan R. waar ze heen gaan en R. zegt: The Grand Canyon. Nu moet ik lachen en zeg dat het normaal gesproken andersom is, dus ik vraag haar aan de adelaar te vragen of hij haar iets wilt laten zien en ze kreeg als antwoord: Maar je hebt alles al gezien.
Maar dan vliegen ze toch weg en R. ziet het prachtige koraal onder water, twee dolfijnen zegt ze en ze trekken haar mee, dan zegt ze: Ohh....vind je het erg als ik zelf ook even een dolfijn wordt? En ze maakt geluiden dat ze het ook echt beleeft. Dan ziet ze walvissen en ze zeggen haar dat ze nog niet weten of ze kunnen blijven. R. zegt: Wat is nou een oceaan zonder walvis?! Dan vraagt ze: Als ik nou bovenop je ga, spuit je me dan met het water omhoog? (Leuk voor mij te horen hoe ze het ook echt beleeft) Toen ze omhoog gespoten werd zag ze ineens een eenhoorn met gouden vleugels en ze zegt: Ik zit erop, we gaan het heelal in, eerst naar de maan, maar dan zegt ze: Dan kunnen we toch net zo goed meteen naar de zon gaan? Ze ziet twee zonnen en de violette zon schijnt achter de aardse zon. Nu zit ik in de zon en iemand komt me halen, het is lekker warm. Ik vraag of ze zelf ook Licht uitstraalt, dan zegt ze: Ik BEN Licht.
Violet Licht met gouden randen.
Dan ziet ze een kloof en zegt: Ik spring gewoon in het diepe, en ze springt....ineens ziet ze boven aan de rand iemand staan en ze zegt: Ik ken hem! Het is mijn tweelingstraal, die durft nog niet te springen.
Beneden vangt een rode draak met goud haar op, hij zegt haar dat ze in zijn mond moet lopen en ze zegt: Steek je tong dan maar uit jongen. Het lijkt een tunnel en aan het eind is gewoon een lampje, een grot zegt ze, een liefdesgrot.
Daar is de verlichte stad, grappig zegt R. Ze zwaaien en ik zwaai terug en ik huppel het pad naar beneden toe, het is het Elfenrijk, gouden koepeltjes met puntjes eraan, zegt ze. Ze verwachten me, de tafel is al gedekt. De vruchten zijn wel héél anders, doorzichtiger. Vlees hebben ze niet. Chocolade is er ook en ze zeggen dat je er daarom bij ons op aarde zo gelukkig van chocolade wordt, vertelt R. mij. De elfjes zijn niet te tellen, net zoals de engelen ook niet te tellen zijn.
Nu kom ik weer bij de draak uit, zegt R. en vraagt hem: Mag ik op je rug jongen? Dan hoort ze: Ik ben een meisje! R. zegt sorry.
Dan ziet ze haar tweelingstraal weer en vraagt hem: Wat doe je hier? Hij zegt: Ik sta te kijken hoe diep het hier is en hoe kom je hier nou uit? R. zegt: Als ik nou spring, spring jij dan ook? Je wordt altijd opgevangen, we gaan......joehoeeee. Ja, het gaat altijd zo....
60 jaar na Christus werd ik voor de leeuwen geworpen en ik werd door Christus opgevangen, in deze tijd zouden ze zeggen een hartaanval, zegt R.
Jij mag zeggen waar we heen gaan, zegt ze tegen haar straal en hij zei: Egypte, de Farao tijd. Ze lopen een piramide binnen en R. zegt dat ze er nog mee bezig zijn en ze ziet slavernij en voelt zich er niet lekker.
Ik vind het naar hier, zegt ze, kolossaal, maar niet liefdevol, gauw weg hier! Ze ziet twee adelaars en zegt: Het is koud en kil hier, laten we maar de goede kant op opgaan, naar de zon.
Vanaf hier fluistert R. héél erg zacht en ik moet keer op keer het geluidsfragment terug luisteren om te horen wat ze precies zegt.
Zullen we hier even gaan zitten, dan kun je zien wie er allemaal met je mee loopt, de gidsen, de engelen, de Opgestegen Meesters en de Hoogste Schepper. We hoeven helemaal niet op de Himalaya te zitten, we kunnen zo rechtstreeks naar de Hoogste Schepper om een knuffel te gaan geven. We hoeven ook geen trappen op, want dat dacht ik vroeger altijd. Phieuw.....zegt ze en voor mij voelt het aan alsof ze die zucht nodig heeft om weer verder te gaan.
Dag Hoogste Schepper, ik kom alleen maar even een knuffel geven, nee...ik kom nou geen vraag stellen, ik kom niet om te leren want ik weet het. Ik ben U en U bent in mij, wat ik wil zal geschieden, dank U wel. Ik wil ik nog even dank U wel zeggen voor het goede Licht. Oh ja, dit is mijn tweede helft, sorry en lacht hard.
Ja, diegene die met de mond open staat. Ja, geef maar een knuffel, energie knuffelt energie. Zullen we gaan? Oh, we gaan ook nog even de Opgestegen Meesters knuffelen, het zijn er wel veel, maar als je je armen héél ver uitreikt, dan kun je ze allemaal knuffelen, in de kring staan en dan knuffelen jullie ons? Oké.
Zullen we een wens uitspreken? zegt R. dan, dat iedereen hier op aarde de blauwdrukken zo snel mogelijk weten en wakker worden, zodat ze weten wat ze hier komen doen, het is al in werking gesteld natuurlijk, maar dat het nóg sneller gaat.
En nu....7e dimensie kunnen we ook nog heen gaan of de 9e kan ook nog, dan kunnen we zien waar de aarde naar toe gaat. Andere planeten van dualiteit? Nou, daar heb ik eigenlijk geen zin in, misschien kunnen we er overheen vliegen? Je zit op mijn adelaar gekkie, zegt R. tegen haar straal, even ruilen en lacht er hard om.
Zijn er zoveel beschadigd op aarde? Komen deze ook nog aan bod om in het paradijs te komen? zegt R. Degene die op aarde geen plek meer hebben om hun stuk af te maken die komen op deze planeet, het zijn parallelle werelden. Abigails die het allemaal in één keer willen leren, poeh poeh oké, ik begrijp het en R. zucht nu....ik vind het niet leuk maar.... Wat een verwoesting en ellende zeg poeh poeh en dan hebben ze er ook nog zelf voor gekozen. Iedere keer als we thuis komen dan zeggen we, we gaan niet meer, dan slaan we elkaar op de schouder en zeggen we: Wat hebben we toch een verdriet gehad en wat hebben we er toch weer een rotzooi van gemaakt. Ik ga niet meer of de volgende keer doe ik het anders en dan gaan we toch weer omdat we zo van de aarde houden. De aarde is zó ontzettend mooi. Het grootste gedeelte van de aarde is natuur, waar we een deel van zijn. We verbinden ons met de ziel van de aarde, in het hart van de aarde, zegt R.
Dan zegt ze: We vliegen nog even over de rotsen hier, maar aan deze kant is geen leven. Het is één van de dertien planeten van de dualiteit.
Ze zucht en zegt weer: Phieuw.....let's go into the Light, to eternity.....phieuw. Ik ben in mijn eigen energie gebleven, dat is toch wel erg goed, zegt ze.
Dan lacht ze hard. Hij is een beetje aangedaan, mijn tweelingstraal. Hij wil naar huis en gaat met zijn adelaar.
Ik ga op een topje van een berg zitten, want ik zie alles. Ik vind het fijn dat we vrede gezet hebben op dingen wat onverteerbaar is op de aarde. Dan hoort R. dat ze even naar haar darmen gaan er zijn nog wat aanpassingen en ze zegt: Ik praat altijd met je, dat klopt.
Dan vraagt ze: Kun je alles aanpassen alsof ik weer 36 ben? Dat kan.
Zo, we gaan weer terug naar het strand, naar de zon, zegt ze. De zon is liefde.....wauw, dat zijn de kleuren van mijn doeken en ze voelt de onvoorwaardelijke liefde.
Tot slot zegt R.: Het is maar een spel, het spel der spellen. De tijd van het ego is voorbij en het tijdperk van het hart en de ziel is begonnen
En dan haal ik haar terug in het hier en het nu.